Dit jaar pakte ik in het voorjaar mijn zoektocht naar informatie weer op. Het was daarin een logische stap om ook Dick Swaab weer te benaderen. Dus ik reageerde op zijn laatste mail uit december 2012 en stelde vragen. Veel vragen over de herkomst van de donor. Ik merkte dat ik hem heel graag wilde ontmoeten, in de hoop dat hij ergens achter in de boekenkast een notitieboekje zou hebben staan waarin zijn vader de gegevens van alle donoren, en dus ook mijn biologische vader, had genoteerd. Ik heb weken rondgelopen met de gedachte hoe ik hem nou te spreken zou kunnen krijgen. En ineens, op een avond tijdens mijn vakantie in Duitsland, wist ik het. Ik ging gewoon zeggen hoe het zat: dat het belangrijk voor me is. Dick was heel vriendelijk, ik mocht langskomen op zijn werk bij het Herseninstituut in het AMC in Amsterdam.
Toen ontstond ook het idee van de appeltaart. Ik ben netjes opgevoed door mijn ouders, dus je gaat in principe niet met lege handen ergens op bezoek. Ik overwoog de mogelijkheid om oma’s appeltaart te bakken, omdat die appeltaart een traditie is van moeder’s kant en ik zo graag die van vader’s kant zou leren kennen? En precies dat was wat ik zei, toen ik bij Dick op kantoor appeltaart, slagroom, schoteltjes, vorkjes en servetjes uit mijn tas pakte.
Dick was verrast door de appeltaart en buitengewoon vriendelijk. Het eerste kwartier was ik bloednerveus. Ik ratelde en ratelde (wat zei ik eigenlijk?) en kreeg een enorme hoestbui van de droge keel die door al dat geratel veroorzaakt werd. Gelukkig was ik goed voorbereid: ik had een A4-tje met vragen opgesteld en had alle documentatie van zijn vader en tijdgenoten onder de appeltaart in mijn boodschappentas.
Ik had veel vragen, maar Dick was duidelijk. Hij lachte vriendelijk en zei: ‘Je verdoet je tijd.’ Hij wist niets over de herkomst van donoren, omdat dat onderdeel was van het medisch beroepsgeheim en zijn vader dat nooit zou schenden. Ik trok alles uit de kast: hoe het als arts wetenschapper voelde om dossiers te verbranden, hoe zijn vader (die volgens mijn moeder ontzettend aardig was en over wie je ook leest dat hij zijn KID praktijken echt uit liefde voor de mens verrichte) nu tegen mijn zoektocht aan zou kijken, dat er toch dossiers moeten zijn geweest i.v.m. bijvoorbeeld erfelijke afwijkingen, of er wel eens andere donorkinderen op bezoek kwamen, of er misschien in de jaren ’70 geadverteerd werd om donoren te werven, of de man die mijn moeder de praktijk uit zag lopen op die dag in maart dat ik verwekt werd misschien mijn biologische vader was, of hij het Verdrag inzake de rechten van het kind van de Verenigde Naties kende, waarin het recht om je biologische ouders te kennen is vastgelegd, enzovoort enzovoort.
Ik liet alle schroom varen en vertelde Dick mijn droom. Dat hij op een dag bij De Wereld Draait Door en een oproep zou doen aan alle anonieme donoren om zich te melden, omdat er donorkinderen zijn die op zoek zijn naar hun oorsprong. We hebben beleefd samen gelachen, om mijn droom.
Na anderhalf uur liet Dick me uit. Hij had me verteld over de warme band tussen zijn familie en de familie Van Emde Boas, over zijn werk in China, en dat ze ‘ons’ thuis ‘kindertjes uit de praktijk’ noemden. Ik zei (soms ben ik impulsief en te vrijpostig) dat hij wel rechtop moest lopen, toen we samen de trap afliepen, terug naar de receptie waar hij me anderhalf uur eerder had opgepikt.
Toen ik buiten stond was ik trots en verdrietig. Trots omdat ik toch maar mooi had gezegd dat het belangrijk was om hem te ontmoeten en hij dat had toegestaan. Verdrietig omdat ik dacht dat mijn ouders daar hadden moeten zitten, met hun vuist op tafel slaand, informatie over de donor eisend. Niet dat dat zin had gehad, alles is immers verbrand. Maar toch.
Een paar weken later nodigde Dick me uit voor de presentatie van zijn nieuwe boek (‘Het creatieve brein’) in het Rijksmuseum. Ik voelde me vereerd en heb genoten van zijn presentatie (waarin dit filmpje) en de persoonlijke opdracht die hij voor me in zijn boek schreef. Voor Esther, van de zoon…