Ik zoek. En ik zal vinden. Mijn biologische vader, broertjes, zusjes… Het idiote is alleen dat ik dan wel mag zoeken, maar dat ik niets mag verwachten. Dat is wat ik vaak hoor: houd je er rekening mee dat je hem niet vindt? Of: dat hij niet op jou zit te wachten?
Ik ben vijftien jaar lang bang geweest om te zoeken en nu ik zoek, ben ik een beetje bang om te vinden. Want wat dan? Ik heb familieverhoudingen die niet natuurlijk zijn. Zowel de band met mijn vader, mijn ‘opvoedvader’, als met mijn biologische vader is niet vanzelfsprekend. De een heeft ongetwijfeld zijn best gedaan, maar heeft me verlaten en herkent zichzelf niet in mij. De ander zal zich wellicht wel in mij kunnen herkennen, maar heeft weer niet de historie. Dit zijn onnatuurlijke verhoudingen die eigenlijk een gebruiksaanwijzing nodig hebben. Hier moeten we allemaal zelf onze weg in zien te vinden. Bizar, voor iets wat zo natuurlijk hoort te zijn, de band met je ouders.
Mijn biologische vader is ooit wijsgemaakt dat hij slechts wat zaad afstond om een kinderloos paar te helpen. Alsof hij een buisje bloed gaf. Er is hem niet verteld dat hij zijn DNA afstond en dat er kinderen gemaakt werden, die voor 50% uit zijn genetisch materiaal zouden bestaan. Immers, als ze het zo gebracht hadden, dan had geen man zijn zaakje bij de dokter langs gebracht. Maar het is wel zo. En als ik hem vind (of hij mij), zal DNA het onomstotelijke bewijs leveren.
Moet je je als voormalig anoniem zaaddonor dan melden, zodat alle donorkinderen hun biologische vader kunnen vinden en we met zijn allen een eind kunnen maken aan de gevolgen van een bizar sociaal experiment? Wat mag je dan verwachten? Staan de donorkinderen in rijen van drie voor de deur en komen ze allemaal eten met Kerst? Dat lijkt me voor een donor ook (g)een gekke gedachte. Ik begrijp ook wel dat dit geen onderdeel uitmaakte van de voorlichting toentertijd. Artsen waren vast ook bang voor de gevolgen. Anders hadden ze namelijk niet alles hoeven vernietigen, als ze er zeker van waren dat het goed was, wat ze deden.
Nu moeten we het met elkaar uitzoeken. Voor mij is het ook ongemakkelijk. Stel nou dat ik hem vind. De grote onbekende waar ik zo naar verlang. Wat mag ik dan verwachten? Mag ik iets verwachten? Nee. Maar ik mag wel hopen. En dat is wat ik heel af en toe heel voorzichtig doe. Ondanks dat ik dat echt heel griezelig vind en er al snel van moet huilen. Want op een gekke manier, of we het nou willen of niet, horen we bij elkaar. We zijn verwant. Uit hetzelfde hout gesneden.
Of en wat we daar dan verder mee moeten, dat zoeken we tegen die tijd dan wel uit. Ik hoop je snel te ontmoeten…
Ach lieverdje ik heb me nooit gerealiseerd al die dingen die jij beschrijft, ik zou met alle liefde willen helpen als ik dit kon. Ik heb het altijd geweten en dacht dat iedereen het wist, maar dat er gewoon nooit over gesproken werd. Ik hoop en wens dat je antwoorden krijgt op al je vragen. ??
Hoi Ester, ben maar gewoon bij het eerste blog begonnen, hoewel ik er al eens een gelezen had. Heel herkenbaar wat je schrijft: de hoop om te vinden, de verwachting van gelijkgestemdheid (die misschien ook wel helemaal niet klopt, ik heb genoeg vriendinnen die zich niet verbonden voelen met hun biologische vader) en ook het ongemak dat je vreest in een eventueel contact. Maar dat komt goed, ga ik vanuit. Je bent een deel van elkaar en zolang je elkaar in openheid en vrijheid kan ontmoeten, zonder vooropgezet scenario, zal zo’n ontmoeting in mijn ogen alleen maar bijdragen aan het invullen van de nu gedeeltelijk lege puzzel. Ik verwacht trouwens wel dat mijn donor zich gerealiseerd heeft dat hij zijn DNA materiaal afstond en daarmee zijn genetische kenmerken doorgaf. Door niet zichzelf op de voorgrond te zetten, maar het gezin voor wie hij het deed, heeft hij kunnen doen wat hij deed, vul ik in. Het mag ook anders zijn.
Tot het volgende stuk. Succes, sterkte en hartelijke groet, Maartje.
Dank je wel, Maartje!