Toen mijn ouders mij over mijn herkomst als donorkind informeerden, gebeurde er achteraf gezien iets wonderlijks. Ze vertelden: papa is je vader niet. En IK ging HEM bevestigen. In plaats van andersom, hè. Papa, het maakt niks uit. Je bent en blijft mijn vader. Ik nam hem zelfs mee naar de fotograaf, om ons samen vast te laten leggen. Ik was toen 28. Het duurde nog zeker vijftien jaar voor ik actief op zoek ging naar mijn onbekende familie. De zaaddonor a.k.a. mijn biologische vader. Broertjes. Zusjes.
En als je dan gaat zoeken, dan kan het dus gebeuren dat je ouder of ouders zich afgewezen voelen. Dat ze denken dat jouw zoektocht over hen gaat. Maar vaak is dat helemaal niet zo. Veel donorkinderen, zo weet ik inmiddels uit de vele gesprekken die ik met lotgenoten voer, hebben ruimte genoeg in hun hart voor iedereen. Voor hun moeder(s), hun vader, hun donorvader. En voor nieuwe broers en zussen.
Het is net als een gezin dat een tweede kindje verwacht. Het is niet zo dat de omvang van de liefde voor je kinderen vooraf vaststaat, en dat die ruimte in je hart gedeeld moet worden als er meer kindertjes komen. Nee joh, het is zelfs zo dat de ruimte in je hart met elk kind verder groeit. Er is ruimte genoeg voor iedereen.
Als ouder hoef je je dus helemaal niet afgewezen te voelen als je kind besluit op zoek te gaan naar zijn of haar biologische ouder. Dat gaat in de meeste gevallen helemaaaaaaal niet over jou. Dat je het niet goed zou hebben gedaan. Dat je niet voldoet. Trap niet in die valkuil! Het gaat om de zoektocht van je kind naar zijn of haar onbekende helft. Een helft waarvan het heel logisch is dat je die als mens wil leren kennen! Ik heb dan ook maar een advies: steun je kind in de zoektocht. Die steun hebben we verdorie gewoon nodig.
Wow, wat een eye opener. Dank je wel!
Nee hoor, voel me echt niet afgewezen 🙂 en heb mijn kind altijd gestimuleerd om op zoek te gaan want weten waar je wortels liggen is belangrijk. Wat me wel een beetje stoort is dat zij en andere kinderen die m.b.v. een donor verwekt zijn, ‘donorkinderen’ worden genoemd. Ik heb mijn kind opgevoed met het idee dat ze geen vader heeft maar dat er ‘een lieve meneer was die voor mama aan een arts een zaadje heeft gegeven’. Dat is alles. Ik heb het niet belangrijker gemaakt dan het is. Een donor is nl. geen vader. Een vader is iemand die voor zijn kinderen zorgt. Mijn dochter is dus geen donorkind. Zij is mijn kind, het kind van haar moeder die haar op de wereld heeft gezet en waar zij een liefdevolle relatie mee heeft, en niet van de donor. Een kind een donorkind noemen alsof de moeder niet telt doet me ook denken aan vrouwen die hun eigen naam overboord gooien als ze gaan trouwen. Het heeft toch wel op een klinische koude manier iets seksistisch, hoor, dat centraal stellen van de rol van mannen en hun belangrijker maken dan zij zijn. Mij klinkt het tenminste niet prettig in de oren. Er zou een andere term bedacht kunnen worden.
Fijn dat jij je dochter steunt. Ik spreek veel donorkinderen (heb je een suggestie voor een andere term? ik was altijd ‘KID-kind) en hoor helaas ook vaak andere ervaringen. Vandaar dat ik dit stukje schreef.