In de Volkskrant staan geregeld interviews met honderdjarigen. Zo las ik het levensverhaal van Dicky, die in 1940 in dienst was gekomen bij de Rijksverzekeringsbank.
Wat? De Rijksverzekeringsbank, later de Sociale Verzekerings Bank die je misschien wel kent van bijvoorbeeld de kinderbijslag. In 1940 zat de Rijksverzekeringsbank in een indrukwekkend gebouw aan de Euterpestraat in Amsterdam. Ik schreef eerder een stukje over dit gebouw. Waarom? Omdat mijn biologische vader, Gerard, daar opgroeide. Zijn vader was daar namelijk beheerder. Eerst aan de Hobbemakade, later aan de Euterpestraat.
Goed, Dicky is dus 100 jaar en werkte in dat gebouw. Mijn grootvader werkte daar ook en woonde er met zijn gezin in een appartement, in het huidige ‘Apollo House’. Nou is Gerard al in 1991 overleden en zou hij op dit moment, als hij nog geleefd had, 95 jaar oud zijn. Ik heb hem dus nooit kunnen ontmoeten of spreken. Gelukkig spreek ik wel mijn broers en zussen, onder wie Gerards oudste wettige zoon Martijn. Martijn deelt veel informatie met mij en is als kind ook in dat gebouw aan de Euterpestraat geweest. Maar ik zou ook graag anderen ontmoeten en spreken die mijn vader mogelijk gekend hebben. En hier zag ik een mogelijkheid. Zou Dicky zich mijn biologische grootvader Maurits en diens zoon Gerard, een jongen die op zijn vijftiende al bijna twee meter was, herinneren? Het was de moeite van het proberen waard! Via de journaliste van dat stuk in Volkskrant kwam ik bij Dicky terecht. Samen met Martijn was ik welkom om thee bij haar te komen drinken.
Gister was het zover en reed ik vanuit Hilversum naar Zaandam. Onderweg was ik weemoedig. Het blijft gek dat ik op deze manier informatie moet ‘sprokkelen’ over iemand die zo aan de basis van mijn bestaan staat. Afhankelijk van wat anderen (nog) weten en kunnen en willen delen. In Zaandam haalde ik mijn grote broer Martijn van de bus en samen belden we, gewapend met verhalen en fotoboeken aan. Dicky was allerhartelijkst en bijzonder fris voor een dame van haar leeftijd. Martijn vertelde haar hoe hij en ik elkaar ontmoet hebben. Dat ik zijn zus ben. Dat zijn vader spermadonor was en dat ik hem gevonden had. Ik denk altijd dat hij een beetje trots op me is als hij dat vertelt en dat vind ik natuurlijk hartstikke fijn. Martijn vertelde ook over de bank, over zijn opa en vader en hoe hijzelf als kind daar had rondgelopen op de zaterdagen. We lieten Dicky foto’s zien en helaas kon ze zich opa en Gerard niet herinneren…
Onderweg naar huis heb ik nog zitten denken. Wat zoek ik nou toch? En ga ik het ooit vinden? Ik ben trots en blij met mijn broers en zussen. En gelukkig zijn er mensen die me begrijpen wanneer ik zeg dat het vinden van een dode vader echt heel, heel stom is.
Ik ben evengoed dankbaar voor de bijzondere ontmoeting met Dicky. Hier kun je het interview met haar in de Volkskrant lezen.
Wat heb je het weer prachtig beschreven!
En het is niet stom.
Liefs
Dank je wel lieve Anouk!
Hallo Ester,
Wat een bijzonder verhaal en ontmoeting. Ik snap goed, dat je het plaatje compleet wil zien. En dan zijn mensen van vroeger belangrijk. Hoe toevallig dingen kunnen zijn. Zie je hier maar weer.
Groeten van Elly ( moeder van Eveline en Martijn).
❤️
Tja Ester, zó herkenbaar: heerlijk als je familieleden van je biologische vader hebt gevonden die met je willen delen. Maar het blijven verhalen, je was er niet bij. Wat doe je dan met je gevoel?
Ook ik worstel er mee. Vermoed dat het verlangen niet over zal gaan.